terug naar de plank

VOORSTEL VAN ARNOLD SCHALKS VOOR EEN WERKSTUK MET DE TITEL 'KNUISTREGELS' IN OPDRACHT VAN OPENBARE BASISSCHOOL 'HET LANDJE'

AANLEIDING

Tijdens de projectweken in mei '99 wordt op basisschool het Landje onder andere aandacht besteed aan het onderwerp: 'Etiquette op het Landje?' Met de kinderen wordt hierover gediscussieerd. Het resultaat van die gedachtenwisseling bestaat uit een lijst van 10 gedragscodes, de "10 geboden" van het Landje. Mijn opdracht is het die lijst, waarvan er in elke klas een exemplaar zal worden opgehangen, vorm te geven.

UITGANGSPUNTEN

Het Landje besluit de lijst samen te stellen omdat zij zou kunnen dienen als geheugensteun voor 'slecht luisterende' kinderen. In voorkomende gevallen van ongepast gedrag zou de leerkracht het kind ter verantwoording kunnen roepen door naar de lijst te (ver)wijzen.

Ik vat het op als mijn taak om de zwaartekracht van de geboden door vormgeving te verlichten. Aanvankelijk dacht ik dit effect op louter typografische wijze te kunnen bewerkstelligen, maar ik ben van mening veranderd. Hoe speels de lijst ook wordt vormgegeven, het oogmerk blijft primair de bewustwording van het eigen handelen en de correctie van het gedrag. Ik geloof dat de lijst het meest gebaat is met een strakke typografie en een onopgesmukte lay-out.

Mogelijkheid A.

Omdat de typografie weinig speelruimte biedt, moet het spel op een ander terrein worden gezocht. Ik stel voor om een grafisch element toe te voegen. Dat nieuwe element is de (getekende) hand. De keuze voor de hand kan ik als volgt motiveren: Het aantal geboden komt overeen met het aantal vingers van de hand.

grafische oplossing

Naast elk gebod is een hand (1-5), of zijn twee handen (6-10) afgebeeld, waarvan het aantal opgestoken vingers correspondeert met nummer van het gebod. De leraar kan zodoende volstaan met het opsteken van de vingers om zijn bedoeling kenbaar te maken.

overweging

Deze oplossing is weliswaar simpel, maar ook een beetje vlak. De tellende vingers vervangen eigenlijk alleen de cijfers die de volgorde van de regels aangeven. De overweging om de handen te kleuren -het Landje is een multiculturele school- biedt mogelijkheden.

Mogelijkheid B.

Kort door de bocht als altijd, probeer ik het probleem van de dwarsliggende leerling te analyseren. Ik trek de enigszins simplistische maar bruikbare conclusie, dat probleemgevallen in de klas meestal 'slecht luisteren' naar de leerkracht. Regelmatig wordt dan de vraag: "Je bent toch niet doof?" gesteld. 'Slecht luisteren' is vaak een uiting van onwil, 'slecht horen' of doofheid het gevolg van een lichamelijk gebrek. In wezen zijn het verschillende begrippen, maar ze hebben iéts gemeen: beiden leiden ze tot het min of meer uitblijven van een reactie op een accoustisch signaal. Die observatie maakt het mogelijk een brug te slaan tussen de slecht luisterende- en de slechthorende leerling. De slecht luisterende leerling dient te worden onderwezen in de taal van de etiquette, de slechthorende lotgenoot in de taal van het gebaar. Als ik trouw blijf aan mijn keuze voor de hand als grafische toevoeging, dan is de stap naar de Gebarentaal snel gemaakt.

grafische oplossing

De lay-out is gebaseerd op die van de tabel. Elk gebod correspondeert met een gebaar uit de Nederlandse Gebarentaal. De tien geboden en de grafische voorstelling van de overeenkomstige gebaren worden paarsgewijs afgebeeld. De leraar kan een hardhorend kind ter verantwoording roepen door het maken van het betreffende gebaar. Ofwel het kind heeft de gebaren en de betekenis van de KNUISTREGELS uit het hoofd geleerd, ofwel het zoekt en leest het bijbehorende gebod in de tabel. De in de tabel opgenomen gebaren dienen 'echt' te zijn en daadwerkelijk te behoren tot de gebarenschat van doven en slechthorenden.

overweging

Het gebruik van de tabel vereist vaardigheden van degene die het gebaar maakt én van degene voor wie het gebaar bedoeld is. De effectiviteit van de communicatie hangt af van de wederzijdse bereidwilligheid om het spel én het gezag ervan te erkennen. Om dit doel te bereiken is het zinvol om, voorafgaand aan de ingebruikname van de tabel, aandacht te besteden aan het thema doofheid en slechthorendheid. Een aantal slechthorende of dove kinderen kan worden uitgenodigd voor een bezoek op school. Zij kunnen in een 'handvaardigheidles' de gebaren met de leerkrachten en de kinderen oefenen. De meerwaarde van zo'n bezoek zou het besef kunnen zijn, dat er leeftijdgenoten bestaan die niet kunnen luisteren, al zouden ze het willen, en het inzicht dat er een gebarentaal bestaat met een even rijk idioom als de gesproken taal. (Overigens hebben veel gebaren een herkenbare oorsprong: voor het woord uitlachen wordt een soort 'sliep-uit'-gebaar gemaakt, bij 'gemeen' wordt met de vlakke hand tweemaal onder de elleboog van de opgehouden arm getikt)

UITVOERING

I KNUISTREGELS

Ik stel voor een tabel te maken met het bovenschrift KNUISTREGELS. De reproductietechniek is zeefdruk. Het drukwerk kent 1 drukgang (zwart). De oplage (14?) maakt het mogelijk om eventuele kleuren achteraf met de hand aan te brengen. De totale afmetingen van de afdruk zijn nog niet bepaald. Het formaat is niet kleiner dan A1 (84 x 59.4 cm) en niet groter dan A0 (84 x 118.8 cm). De definitieve maat wordt voornamelijk gebaseerd op de het ruimtebeslag van het gebruikte beeldmateriaal en de productiekosten.

De tabel bestaat uit twee elementen. Het ene element is het gebod dat op typografische wijze wordt weergegeven. Het andere element is bijbehorende gebaar dat op grafische wijze wordt afgebeeld. Het beeldmateriaal bestaat uit grafisch bewerkte foto's van de hand van een model dat het gebaar gebruikt.

Om het aflezen niet te ingewikkeld te maken wordt het non-manuele deel van het gebaar (het deel dat niet door de handen gemaakt wordt) zo veel mogelijk buiten beschouwing gelaten. Sommige geboden zijn echter niet in één handomdraai te vertalen, soms zijn twee gebaren nodig. De richting van de bij het gebaar horende handeling wordt door middel van pijltjes aangegeven.

II GELE KAART

De afzonderlijke gebaren worden ook op kaartjes van 7 x 7 cm afgedrukt. De kaartjes kunnen aan een slecht luisterend kind worden uitgereikt. Het kind kan vervolgens de tabel met KNUISTREGELS als referentie gebruiken om het bijbehorende gebod op te zoeken.

De kaartjes bestaan uit een wat zwaardere papiersoort (200 grams). De kaartjes moeten voordelig gereproduceerd kunnen worden door middel van een gewoon kopieerapparaat.

Rotterdam, 27 juni 1999