OPMAAT VOOR BOMA

Op woensdag 29 augustus 2007 ontving ArtRoPa-organisator Thomas Meijer de volgende brief van Alida Neslo:

"Hallo Thomas, zou Arnold Schalks geïnteresseerd zijn om in een zeer ‘schaarse’ omgeving ergens buiten de stad te werken met een stuk of twintig mooie, gespierde jongemannen tussen 14 en 18 jaar? Ze zitten in de ‘jeugdgevangenis’ - of wat daarvoor doorgaat - voor uiteenlopende delicten. Ze worden begeleid door een team van jonge vrouwen (!): psychologen en social workers, en sinds kort heb ik me in het team gemengd met een plannetje voor een beetje kunst in hun leven. Dat is overgenomen door het ministerie van Justitie. Maar dat was het dan: geen geld. Gelukkig is er de UNESCO die wil helpen. Tot nu toe heb ik alle collega’s die hier aanmeerden gemobiliseerd om workshops te geven of gewoon een praatje te houden. [...] Je snapt het, ik heb weer een groep kinderen geadopteerd die te vuur en te zwaard verdedigd moeten worden. Ze zijn net als de Palestijnen: hun gedrag is niet altijd fantastisch, maar hun levensomstandigheden wil je niet weten, en: we moeten hen terug opnemen in de gemeenschap, want ze zullen niet in het niets verdwijnen. Ze blijven een deel van de toekomst van dit land.
Hartelijke groet, Alida"

--------------------------------

Van: Arnold Schalks
Datum: 17 september 2007 16:54:30 GMT+02:00
Aan: Alida Neslo
Onderwerp: Re: Project Suriname

Dag Alida, Thomas heeft je bericht aan mij doorgestuurd en mij je e-mailadres gegeven. Ik ben verrast en vereerd door je uitnodiging en het vertrouwen dat uit je woorden klinkt, zonder dat we elkaar ooit hebben gezien. Uit je beschrijving spreekt een ruimhartig engagement.

Dat werkt aanstekelijk. Als ik dan toch voet op onbekend terrein zet, waarom dat niet gelijk werken in een onalledaagse omgeving en omstandigheden. Je verzoek prikkelt mijn fantasie, en mijn nieuwsgierigheid is altijd een goede motor gebleken. Er is één twijfel, en die zit meer in mij: Ik heb enige ervaring met het werken met jeugdigen, maar die jeugd was gemiddeld 8 tot 12 jaar oud. Met een stuk of twintig mooie, gespierde jongemannen in de puberteit heb ik nog niet gewerkt. Ik werk meestal vanuit de improvisatie, wat verwarrend kan werken. Mijn niet altijd even rechtlijnige aanpak verschaft me niet de autoriteit van een ‘docent’. Daarnaast heb ik geen pedagogische scholing (wel wat ervaring) en kan in noodsituaties (???) niet terugvallen op een of ander logisch systeem. Kortom, als ik iets met de jongens doe, dan wil ik dat kunnen doen vanuit mijn kunstenaarschap en niet als opbouwwerker. Ik kan het van hieruit niet inschatten, misschien zie ik spoken. Ik wil het graag proberen. [...]

Laten we, als ik in Suriname ben, ter plaatse gaan kijken of we knopen kunnen doorhakken.

Groeten van Arnold

--------------------------------

Van: Alida Neslo
Datum: 23 september 2007 13:24:50 GMT+02:00
Aan: Arnold Schalks
Onderwerp: RE: Project Suriname

Dag Arnold, bedankt voor je mail, wat een verrassing! En, natuurlijk moet je in de eerste plaats handelen vanuit je kunstenaarschap, ik zou ook niet weten hoe het anders moest. Ik ben ook geen pedagoog of zo, maar ik volg gewoon overal en altijd mijn hart of mijn neus, als dat minder sentimenteel klinkt.

Er zijn bij de afdeling jeugddelinquentie een paar maatschappelijk werksters/psychologen die al lang met de jongens werken. Als ik iets wil vraag ik altijd hun begeleiding voor als ik iets 'verkeerds' zou doen. Bovendien is er ook een zogenaamd afdelingshoofd dat de jongens 'streng maar rechtvaardig' behandelt. Ze beschouwen hem als een vader en hebben absoluut ontzag voor hem. Hij is altijd in de buurt, een heel beminnelijk man, die er al dertig jaar werkt, maar toch nog niet cynisch geworden is, hoewel hij reden te over zou hebben!.

De omstandigheden waarin de jongens verkeren zijn naar Hollandse -en ook wel Surinaamse- begrippen abominabel. Het gebouw waarin ze verblijven is versleten en staat veeeeeeel te dichtbij de gebouwen van de echte zware jongens... de meerderjarige criminelen. Soms is er geen water en soms valt de stroom uit. Geen airco, alleen een recreatieruimte die open muren heeft, er staat een tv waar ze soms films mogen bekijken. Er is ook een tafeltennistafel, een basketveldje en een 'voetbalveld' (in de brandende zon!). Ze koken zelf hun kostje en mogen ook de tuin onderhouden. Dat is het zo'n beetje.

's Morgens zitten ze van 8 - 12 uur op school omdat ze nog leerplichtig zijn. Er wordt lesgegeven op lagere schoolniveau en er is een technische school, een soort ambachtelijke vmbo. Je wilt niet weten hoe de klaslokalen erbij staan: treurnis alom, zou je denken... . Maar het gekke is dat de stemming vaak oké is.  De staf gaat heel gemoedelijk en met liefde met de jongens om en zij zijn op hun beurt (bedrieglijk!) timide...

Wat ik probeer te doen, en dat is hier niet gebruikelijk, is deze jongens te confronteren met 'ongewone' omstandigheden, waarin ze uitgaan van hun eigen creativiteit en waarbij ze liefst in contact komen met leeftijdgenoten die NIET dezelfde keuze gemaakt hebben als zij. Mijn engagement uit zich in het feit dat ik  geloof in wederzijdse beïnvloeding op die leeftijd, meer nog dan van boven gedirigeerde verordeningen.

Vaak lopen de jongens op school achter, zijn ze drop-outs of iets dergelijks, en hebben ze dus een vreselijk complex ten opzichte van anderen die het 'beter getroffen' hebben. Dat wordt niet zo gauw besproken met vriendjes op een bepaalde leeftijd. Het wordt dus ver weggestopt onder meer of minder stoer gedrag (ha!), met alle noodlottige gevolgen van dien...

Ik heb dus het een en ander op papier gezet over een gestructureerde aanpak op creatief gebied en dat aan het ministerie aangeboden, en maar wachten op het geld..... . Uiteindelijk heeft het hoofd van de dienst het programma aan de UNESCO aangeboden, en die is akkoord om het eerste jaar te financieren. De boys krijgen dan beeldende kunst, drama, dans en zang op regelmatige basis, Daarmee mogen ze af en toe naar buiten komen, zodat ze ook positief in het nieuws komen. Ons project is dus nog niet echt begonnen, maar ik heb al een paar keer zaken georganiseerd, met behulp van de maatschappelijk werkers.

Bijvoorbeeld toen Hakim (de clown/cabaretier) in Suriname was voor optredens, heb ik hem naar Boma meegesleept voor een workshop. Een geweldig succes, vooral toen hij hen over zijn Algerijnse jeugd en zijn voorgeschiedenis als boefje vertelde. "Van boefje naar tv-ster", dat werkt altijd op de verbeelding van pubers.

Vorige week was er een groep hip hoppers/rappers uit Rotterdam op bezoek. Die hebben ook met hen gewerkt en ze kwamen ermee op tv! (Grote opwinding.)

En toen de voetballer Seedorf hier was hebben we kunnen bewerkstelligen dat hij een gaatje maakte in zijn tweedaags (!) programma en de jongens ontving. Ze mochten met hem op de foto en de Europacup aanraken! (Een jongensdroom!). Maar het belangrijkste vonden de jongens dat ze op de tribunes van het stadion mochten, tussen leeftijdgenoten en begeleid door cipiers in burger. Dat we hen vertrouwen hadden geschonken was voor hen het allerbelangrijkste.

Het volgende dat ik wil is een reclamecampagne in samenwerking met één van de bekendste modeketens hier in Suriname. De jongens zijn gek op mode en voor hen is omgang met zo'n 'elitaire' omgeving ondenkbaar in gewone omstandigheden. Bovendien mogen ze ook vanwege de Jeugdbescherming niet met hun gezicht in beeld komen (Stigmatisatie!). Het geheel zou dus interessant in beeld gebracht moeten worden door een creatieve cameraman.
De directeur van de modeketen is ook een beetje ondeugend type (wist ik). Vandaar dat hij er helemaal voor te porren is. We willen er een soort 'terug naar school' campagne van maken (in Suriname is september de vakantiemaand). Van crimineeltjes verwacht men hier absoluut NIET dat ze het boegbeeld zijn van een dergelijke campagne. We weten dus ook niet of het publiek dit zal pikken of niet. Suriname is soms 'kaste-gevoelig'... .

Ik schrijf je deze lange mail om je duidelijk te maken wat de omstandigheden zijn en de eventuele mogelijkheden. Het lijkt me beter dat jij je gedachten laat gaan over een project als dat voor jou mogelijk is in deze omstandigheden. Aangezien ik je (nog) niet echt ken lijkt me dat beter, wat denk je? O ja, bij een eventueel project moet de leiding van het ministerie van Justitie om toestemming gevraagd  worden. We moeten dus op tijd zijn met een duidelijk omschreven voorstel, zodat we dat kunnen voorleggen aan de 'notabelen'.
Ik hoop dat ik je niet afgeschrikt heb!

Hartelijke groet, Alida

 

DAGBOEKFRAGMENT 08
Paramaribo/Santo Boma, 5 december 2007

[...] De luikjes van de winkels klappen open, de vogelkooitjes worden aan de dakbinten in de nok gehesen. De regenval van gisteren heeft diepe voren getrokken in het wegdek van aangestampt zand.

Ik ben op weg naar het kantoor van de Justitiële Kinderbescherming (JKB) aan de Gongrijpstraat in verband met een bezoek dat ik samen met Alida Neslo aan het Jeugd Opvoedingsgesticht (JOG) in de Penitentiaire Inrichting Santo Boma zal brengen. Vandaag is daar vanwege kinderdag/Sinterklaas een cook-out, een kookwedstrijd voor de minderjarige delinquenten.

Ik meld me op de derde verdieping van het kantoor, maar wordt in de wachtstand gezet.
Het voor Paramaribo'se begrippen hoge gebouw kijkt uit op een vervallen kerkhof. De hemel daarboven laat alweer wat blauw zien. Het is 8 uur 48. De dienstbus met Penitentiaire Ambtenaren (PA's) waarin wij mee kunnen rijden, zal wat later vertrekken, dus gaan Alida Neslo en ik op het terrasje van 'Tempo Dulu' zitten en bestellen een koffie.

Om 9 uur 30 vertrekt de bus. Boven ons breken de wolken. De ruitenwissers kunnen de neerslag nauwelijks aan.

Voor ons zitten twee maatschappelijk werksters, die stage lopen in de inrichting: een Vlaamse en een Surinaamse vrouw. Onderweg stappen nog een paar geüniformeerde mannen in. Tijdens de instap houden ze hun aktetas boven hun hoofd als dakje tegen de regen. Als we tenslotte de oprit (Niet Parkeren!) naar de penitentiaire inrichting opdraaien is het droog. Een deur in de grijze staalplaten poort zwenkt open. We tonen onze paspoorten en schrijven ons in bij de wacht. Omdat we met het dienstbusje van de JKB zijn gekomen, is de controle coulant.

We lopen het gevangenisterrein op en slaan bij de burelen linksaf, richting Jeugd Opvoedingsgesticht. Rechts liggen de celblokken van de meerderjarige mannelijke criminelen. We worden op de wachtpost van het JOG ontvangen door de afdelingshoofden mevrouw Nora en meneer Struyken. Nadat we ook hier zijn geregistreerd mogen we 'naar achteren'.

De wereld die we betreden is uiterst spaarzaam gestoffeerd. Het gesticht ligt als een middeleeuws aandoend strafkamp van laagbouw tussen de moderner ogende cellencomplexen voor de volwassenen. Een kleine b(r)oze wereld temidden van de grote, nog bozere wereld van Boma. Kennelijk heeft de politiek het bestaan en de zin van deze dorre enclave vergeten of opgegeven. Anders dan in de sectoren voor de meerderjarige criminelen ontbreekt een geavanceerd camerasysteem. Hier vertrouwt de leiding blijkbaar op het analoog waakzame oog van de PA.

Voor ons ligt de binnenplaats met links en rechts een rij bakstenen barakken waarin de cellen zijn ondergebracht. Deuren met hangsloten, daken van gebutst golfplaat. Achter de getraliede, glasloze ramen: stapelbedden. Twee jongens, door de leiding beminnelijk 'pupillen' genoemd, delen een cel: een ruimte van 2,5 x 2,5 meter die, in datzelfde beminnelijke jargon, 'kamer' heet. Om spanningen tussen de pupillen te voorkomen wordt er een roulatiesysteem gehanteerd. Eens per maand verkassen de pupillen naar een andere cel, een ander bed. De celwanden zijn kaal. Het aanbrengen van posters of andere wandbedekking is verboden. De jongens zouden daarachter ongezien een vluchtgat kunnen maken. Waar ze na een uitbraak heen moeten is mij een raadsel. We bevinden ons binnen minstens drie grimmige schillen ommuring met roestig prikkeldraad.

Achter ons, bij de muur van een betonnen toiletblok, is een groepje jongens van een jaar of 15 bezig met een tuinslang bestek en servies af te wassen. Aan de overkant van de onverharde binnenplaats ontleedt een ander groepje met een machete een pallet die als stookhout wordt gebruikt. Onderling wordt er Sranantongo gesproken. Uit hun kleding valt niet op te maken dat ze gevangenen zijn: geen streepjescode maar kleurige merkshirts (orichinees?) jeans, sportschoenen, rasta-armbanden en opmerkelijk veel kettingen met kruisjes. Hun hoofden zijn kortgeschoren, maar zelfs daarin onderscheiden ze zich niet van de 'vrije' jongens die ik dagelijks in de binnenstad van Paramaribo tegen het lijf loop.

 

Arnold Schalks, 2007-2008, Santo Boma, verslag theaterworkshop, resocialisatieproject, Alida Neslo, Herman Snijders, Sunil Puljhun, Edgar Fraenk, Liesbeth Peroti, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Centrum Beeldende Kunst, Rotterdam, Jeugd Opvoedings Gesticht (JOG), Justitiële Kinderbescherming (JKB), Centrale Penitentiaire Inrichting Santo Boma, Paramaribo

We lopen naar de overdekte verhoging op de binnenplaats, voor ingewijden: 'de zaal'. Hier zijn banken en tafels opgesteld. Op deze plek wordt normaal gesproken, gegeten, gewerkt en gerecreëerd. Op een omheind terrein direct daarachter zijn zeven stookplaatsen ingericht. Er wordt vuur gemaakt. We overzien het wedstrijdtoneel. Achter de met prikkeldraad afgezette muur rijzen de gebouwen van de vrouwenafdeling op.

De veertig pupillen zijn over zeven groepen verdeeld. Elke groep heeft een leider die duidelijk zichtbaar een naamkaartje draagt. Elke groep heeft een menu samengesteld. De rauwe ingrediënten zijn voorgesneden op zeven tafeltjes uitgestald. De leiders staan met een wok of koekenpan in de aanslag bij hun opgerakelde houtvuurtjes. Het koken kan beginnen.

 

Arnold Schalks, 2007-2008, Santo Boma, verslag theaterworkshop, resocialisatieproject, Alida Neslo, Herman Snijders, Sunil Puljhun, Edgar Fraenk, Liesbeth Peroti, Nederlands-Surinaams uitwisselingsproject ArtRoPa, Wansma kondre, Centrum Beeldende Kunst, Rotterdam, Jeugd Opvoedings Gesticht (JOG), Justitiële Kinderbescherming (JKB), Centrale Penitentiaire Inrichting Santo Boma, Paramaribo

Er wordt gebraden en gefrituurd. Er wordt (te) royaal gezouten en gepeperd. Een portie kippepoten wordt gecremeerd. Kooksels worden afgegoten boven een putje bij een grote waterton. De rook beneemt de adem. Drie PA's beoordelen de bedrijvigheid groepsgewijs en noteren cijfers op hun staatjes in de kolommen: 'taakverdeling', 'participatie groepsleden' en 'performance leider'. De groepen gaan gelijk op.

Een fluitsignaal van mijnheer Struyken beëindigt de kooktijd. De groepen scheppen hun spijzen over in het schaarse serviesgoed en plaatsen hun creaties op de tafels van de 'zaal'. Een panel van maatschappelijk werkers en PA's zal straks de resultaten keuren.

Als iedereen zijn plaats aan tafel heeft ingenomen, leidt elke groep zijn gerecht in. De voertaal is nu Nederlands. Eerst noemt de leider de naam van de groep en legt, niet altijd even welbespraakt en luid, uit waar die naam vandaan komt. Na elke spreekbeurt joelen de rivaliserende groepen. Mijnheer Struyken treedt corrigerend op. Nadat de leiders de ingrediënten in het bereide gerecht hebben opgesomd mogen de panelleden proeven.

De bami van groep N. wordt als beste beoordeeld. (Wat is de hoofdprijs? De eer? Een positieve aantekening in het dossier?)

Na de keuring mogen de jongens hun maaltijden opeten. Bij de verdeling van het eten speelt de testosteronspiegel parten: het komt tot gedrang en stemverheffing. Mijnheer Struyken is streng: Hij marcheert de pupillen in twee groepen af: de eerste groep naar de barak voor pupillen die kort gehouden moeten worden, de andere naar de tegenovergelegen barak waar het regime wat losser is.

Wij pakken onze spullen en worden met het busje naar de stad teruggebracht. De Domineestraat staat over de volle breedte blank. [...]

 

DAGBOEKFRAGMENT 09
Paramaribo - Santo Boma / donderdag 6 december

Ik sta vroeg op om me voor te bereiden op de theaterworkshop die ik vandaag zal geven in het Jeugd Opvoedingsgesticht. De bedoeling is, dat ik de tien pupillen van de theatergroep help met het ensceneren van het door hen bedachte kerstverhaal. De voorstelling zal over twee weken worden gepresenteerd op de interne kerstviering in de recreatiezaal van het JOG.

Ik weet niet precies wat me te wachten staat of wat er van mij wordt verwacht. Om straks niet met lege handen te staan koop ik bij Sanousch papier en potloden. Bij de bazaar op de hoek koop ik een rol touw, plakband, vijf zonnebrillen en een paar nepgouden sierraden. Mochten ze niet van pas komen dan kan ik ze altijd als geschenk achterlaten.

Rond half twaalf ga ik op weg ik naar de hoek van de Schietbaanweg en de Tourtonnelaan. Om 12 uur 55 heb ik daar een afspraak met Lena, een Vlaams maatschappelijk werkster, die stage loopt op het JOG. Als alles volgens plan verloopt, worden we daar om 13 uur opgepikt door de dienstbus van de Justitiële Kinderbescherming. De bus is twintig minuten te laat, en eenmaal onderweg verliezen we nog meer tijd omdat er overal PA's moeten worden opgehaald.

De controle aan de poort is nu strenger. Lena wordt ondervraagd. Ze moet haarfijn uitleggen wat ze komt doen. Ik voel hoe die wolken zich ook boven mijn persoon samenpakken, maar de bui trekt over: mijn paraaf volstaat. We mogen naar binnen. We kopen allebei een flesje water bij de kantinedienst voordat we 'naar achteren' gaan.

In het JOG komen we aan op een lege binnenplaats. De jongens mogen nog niet 'van kamer', omdat de wacht wordt gewisseld. Afdelingshoofd mevrouw Nora is streng. Lena wil nog wat persoonlijke gesprekken met de jongens voeren, maar krijgt geen toestemming. Als de nieuwe wacht is geïnstalleerd gaan de sloten van de deuren en melden de toneelgroep en de muziekgroep zich voor appèl. De groepen worden gesplitst. De muziekgroep mag elders op het terrein zelfstandig oefenen. De theatergroep komt onder mijn hoede.

Het verhaal dat de groep heeft bedacht is eenvoudig: Bij de ingang van een supermarkt staat een bedelaar. Hij vraagt het winkelende publiek om een aalmoes voor de aanschaf van een kerstbrood. Een rijke man passeert. Als de bedelaar de man aanspreekt leest de rijkaard hem de les: als hij wat minder lui was geweest, als hij wat beter had opgelet op school, als hij zijn vrienden met meer zorg had gekozen, als...., dan had hij daar nu niet gestaan. Een pater hoort het betoog van op een afstand aan. Als de rijke man zijn weg wil vervolgen, spreekt de pater hém op zijn beurt aan. Hij vraagt de rijke man of hij aan God gelooft. Als hij dat beaamt, wijst de pater hem op zijn christenplicht. De rijke man komt tot inzicht, koopt voor de bedelaar en zichzelf een kerstbrood.

We hebben drie personages, maar tien spelers. De twee jongens die het stuk hebben bedacht, spelen de dragende rollen: de rijke en de pater. Blijven er nog acht over. Van die ene bedelaar maken we er drie. Drie BLINDE bedelaars, wel te verstaan. Zij claimen drie van de vijf zonnebrillen.

Bij een rijke man horen bodyguards: drie anderen jongens claimen de twee laatste zonnebrillen en de nepgouden ring. Ze weten de gorilla-pas van de penoze feilloos te treffen. De stukjes touw die vanaf hun oorschelpen via hun hals in hun t-shirts verdwijnen, stellen de in de security-branche courante 'oortjes' voor.

De overgebleven twee jongens zullen het stuk afsluiten met een eind-rap. Ze figureren zolang als winkelende omstanders.

De cast is rond. De set is pover. We staan in de brandende zon op een zanderige binnenplaats. We zoeken de schaduw van het golfplaten dak. Daaronder bepalen we de positie van de bedelaars en de pater en de route van de rijke man met zijn gevolg. De twee rappers maken ondertussen bankbiljetten van het meegebrachte papier.

We spelen een eerste versie. Er ontstaat onenigheid over de verdeling van de zonnebrillen en een nepgouden ring. Eén van de bedelaars wil toch liever bodyguard worden, vervolgens profeet en tenslotte helemaal niks meer. Lena onttrekt hem aan het verkeer. Pupil N. zet een overtuigende pater neer. Het is een forse jongen van een jaar of 17. Aan zijn gezicht te zien moet er onder meer Javaans bloed door zijn aderen stromen. Zijn bijbelkennis is verbluffend; zijn retorisch talent wekt ontzag; de jongens zien tegen hem op. De groep onder zijn leiding won gisteren ook al de cook-out.

We strompelen twee keer door het stuk en dan is het over. Geen tijd meer voor de eind-rap. De jongens moeten terug op cel.

Voordat hij achter slot en grendel verdwijnt, spreek ik pupil N. aan en vraag hem waar hij zo goed koken geleerd heeft. Hij vertelt dat hij, voordat hij in Boma terechtkwam, in een internaat elke dag voor 60 kinderen moest koken. Hij werd daar op het roken van marihuana betrapt en daarom zit hij nu hier, onder streng regime. Hij moest zijn opleiding afbreken en genoegen nemen met het veel lagere onderwijspeil op de gestichtsschool. Blijft hij zich goed gedragen, dan mag hij overdags 'naar buiten' om onderwijs te volgen op een 'normale' school tussen 'normale' kinderen. Als hij weer vrij is wil hij theologie gaan studeren en tenslotte priester worden. Hij spreekt rustig, schijnt zijn straf te accepteren, maar is vastbesloten later nog iets van zijn leven te maken. Ik ken zijn dossier niet, maar laat mijn bewondering blijken voor zijn ongebroken verlichting in dit duistere oord. Lena is minder meegaand en herinnert N. eraan dat je niet voor een wissewasje in de meest beruchte gevangenis van Suriname belandt...

In het wachthok stapel ik het meegebrachte materiaal op het bureau van mevrouw Nora. Ze vraagt me er een lijst van te maken. Een aantal potloden ontbreekt, de zonnebrillen heb ik niet ingenomen en de ring is om een vinger blijven steken. Ik neem afscheid, vertel dat ik voorlopig niet weerom kom. Het vaarwel is hartelijk. Het is 17 uur.

Het verlaten van de inrichting verloopt soepel. De terugweg leggen we af met een taxi, omdat het JKB-dienstbusje pas om 19 uur vertrekt. Lena had de taxicentrale al ge-sms't dat we vervoer nodig hadden en jawel: hij staat er al. Lena stapt voorin, ik achterin in. Er is niet meer zoveel behoefte om te praten. We zijn allebei een beetje op. [...]