VERSLAG VAN EEN ROEIER / Wim Konings (skiffeur)

Arnold Schalks, 1994, Weser Bootschap (Krant voor het Rijn-Weser gebied), Weser Bootschaft (Zeitung für das Weser-Rhein Gebiet), Rederij Schalks (vertalingen), Reederei SCHALKS (Übersetzungen), tentoonstelling en krant, Ausstellung und Zeitung, Horst Griese, Galerie im KünstlerHaus am Deich, Bremen, Ove Lucas, Koor en Hans, Wim Konings, Andre Dekker, Regina Sasse, Burkhard Straßmann, die tageszeitung, Thomas Wolff, Weser Kurier, Volker Junck, Radio Bremen II, Turtle Movies, Radio Bremen TV, Neues Museum Weserburg, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, Wim Konings

Op zaterdagavond 19 februari kwam ik in Bremen aan om op zondagmorgen het 'Schalkje V' over de Weser te roeien. Ik had veel getraind de afgelopen maanden en verkeerde in goede conditie. Op het water lag een dunne laag ijs.

Zondagochtend proefvaren. Eigenlijk zag ik het niet zitten. Het ijs was inmiddels dikker geworden. Hier is geen doorkomen aan, dacht ik en het was bitterkoud. Bovendien sprongen me bij een eerste inspectie van de boot enkele constructiefouten in het oog:

De ijzeren dollen, te ruim voor de manchetten, waren verantwoordelijk voor het niet gefixeerd zijn van de riemen tijdens het roeien. De boekenkast en de plaats van de passagier waren op de achtersteven, terwijl de zitting van de roeier iets over het midden van de boot, naar de boeg toe, geconstrueerd was. Dit is vragen om balansproblemen. Daarbij ontbrak er een voetenboord, dat als afzetpunt dienst kon doen, zodat er geen mogelijkheid was om kracht te zetten. Waar had ik dan voor getraind als ik mijn krachten niet kwijt kon?

Bij de kunstenaar en zijn gevolg was echter niets te bespeuren van een afblazen van het project. Alles en iedereen leek bevangen door een 'heilig moeten', dat alleen ingegeven kon zijn door een onbekendheid met de elementen. Niettemin plaatste het mij voor het blok. Dit moest wel eindigen in een tafereel zoals op het schilderij "Die gescheiterte Hoffnung " van Caspar David Friedrich, dat ik twee dagen later in de Hamburger Kunsthalle nog zou aanschouwen. Het stelt een monument van ijsschotsen voor, waartussen in de verte een stukje achtersteven zichtbaar is van een vergaan schip. Er was echter geen weg meer terug. Tot overmaat van ramp stonden de beste stuurlui aan wal. Hier kon alleen de moed der wanhoop nog redding brengen.

Na urenlang ijsbreken, absurd gebrekkig geploeter, kleumen en blauwbekken, gelukte tijdens de opening, onder luid gejuich van de omstanders, een eerste overzetting. Mijn eerste passagier was Andre Dekker, die het openingswoord zou gaan uitspreken. Tijdens de overtocht lalde hij door een ijzeren bek het lied "Ketelbinkie" recht in mijn gezicht, alsof de vaart daarvoor volstrekt moeiteloos en vanzelfsprekend was verlopen. Het scheen iedereen te ontgaan dat de middelen ter overzetting: de taal en het schip, mank gingen.